Joseph Teixeira de Mattos: Rede, uitgesproken door drs Wally
de Lang tijdens een bijeenkomst
op het Haganum van 20 mei 2005. De meesten van u kennen De ontslagen joodse leraren moesten natuurlijk geld verdienen voor hun gezin. Naast een geringe uitkering van de gemeente hielden de meesten zich, zo goed en zo kwaad als het ging, financieel in leven door het geven van bijlessen. Dat heeft Teixeira ongetwijfeld ook gedaan. Daarnaast besteedde hij veel tijd aan zijn werk voor de Portugees Israelitische Gemeente die gevestigd was aan de Prinsessegracht. Niet veel later zou Teixeira daar tot v oorzitter benoemd worden. Ik geloof niet dat we daaruit moeten concluderen dat hij het orthodoxe joodse geloof was toegedaan. Ik vermoed dat hij vrij liberaal was in zijn opvattingen. Misschien bevinden zich hier in de zaal familieleden die daar meer over weten. Vanaf december 1940 zat Teixeira dus zonder werk. Het moet in zekere zin een 'blessing in disguise' geweest zijn, dat de Duitse bezetter 8 maanden later een nieuwe maatregel afkondigde: alle joodse kinderen moesten naar aparte joodse scholen. Stel je voor, en nu richt ik me tot de scholieren die hier aanwezig zijn: uit de klas waar je al jaren mee optrekt, verdwijnen je vrienden en vriendinnen. En waarom? Omdat ze joods zijn. De scheiding tussen joden en niet-joden werd steeds meer een feit. Op die nieuw op te richten joodse scholen konden uiteraard alle en joodse leraren lesgeven en het zal u dan ook niet verbazen dat de zojuist genoemde Haganum-leraren, op mejuffrouw Pool na, een aanstelling kregen op het Joodsch Lyceum aan de Fisherstraat. Zij konden weer aan de slag op wat we tegenwoordig een kleine school noemen: 240 joodse leerlingen en 20 joodse leraren.
De grote vakantie brak aan, maar van zomerzotheid en leuke fietstochtjes was in dat oorlogsjaar
allang geen sprake meer. De eerste oproepen voor deportatie vielen bij de joden in de bus, de maatregelen tegen de
joden werden sterker, er werden razzia's gehouden en de angst nam toe. Vanaf dat moment breidde het takenpakket van rector Teixeira zich zo enorm uit dat hij het met 40 uur werken in
de week waarschijnlijk niet heeft gered. Hij moest niet alleen lesroosters aanpassen en klassen samenvoegen, er
werd door leraren, leerlingen en ondersteunend personeel voortdurend een beroep op hem gedaan voor hulp: hij moest
reisvergunningen aanvragen voor zijn leraren bij de Joodsche Raad. Voor Teixeira ontstond er eenenorme papierwinkel door de correspondentie met de Joodsche Raad.
Teixeira probeerde 'als een vader', een rechtvaardige vader, het beste voor zijn personeel en leerlingen te bereiken.
Hij wilde dat al zijn personeel een vrijstelling zou krijgen zoals blijkt uit een brief die hij in oktober 1942 aan de
Joodsche Raad schreef: "Ik dring er met klem bij U op aan dat al mijn personeel gestempeld worde. Indien allen die niet
gestempeld zijn van hier verdwijnen en slechts zij gestempeld worden die bij een orgaan van de Joodsche Raad onmisbaar
zijn, dan blijft er niemand over om de functies van stoker-werkman, amanuensis en schoonmaakster te vervullen. Een
school zonder Rector, leraren en leerlingen is niet wel denkbaar; echter een school zander bijbehorend personeel
evenmin. Ik hoop dat het U mogelijk zal zijn in deze richting nog iets te bereiken". De rector was eigenlijk het centrale punt in de school bij wie alle ellende samenkwam. Hij kreeg te maken met bezuinigingen omdat de Nederlandse gemeenten de joodse scholen niet meer mochten subsidiëren, er was geen geld voor salarissen, maar het ergste was toch wel het dagelijks verdwijnen van leerlingen en leraren en de personele besognes die dat tot gevolg had. Er waren leraren die pas één week les gaven aan het Joodsch Lyceum en toen een oproep kregen om te vertrekken. Vanaf september 1942 verdwenen er ongeveer 5 leerkrachten per maand; het was net een stoelendans die Teixeira aan de gang moest proberen te houden. Vervangende leerkrachten waren nauwelijks te krijgen, laat staan 5 per maand. En de rector wist natuurlijk waarom zijn leraren niet kwamen opdagen: ze waren ondergedoken, gearresteerd, gedeporteerd of gevlucht. Die wetenschap moet een extra emotionele belasting voor hem betekend hebben. Bedenk daarbij dat hij zelf natuurlijk óók, samen met zijn familie, dagelijks de dreigingen ondervond. Bedenk óók wat zo'n voortdurende wisseling onder de leraren betekent voor leerlingen: dat is onrust, er kan geen vertrouwen ontstaan tussen de leraren en leerlingen, er is geen sprake meer van eenheid in het lerarencorps, en er ontstaat geen schoolcultuur meer. De leerlingen moesten voortdurend wennen aan de manieren van lesgeven van de nieuwe leraren: sommigen hadden weinig ervaring, anderen waren onbevoegd. Weer andere leraren waren zo hooggekwalificeerd dat ze nauwelijks op middelbare schoolniveau uitleg konden geven. En dan elke ochtend: de confrontatie met weer een schoolbank die leeg bleef ... Toch moeten we dit ook niet alleen negatief zien: zowel leraren als leerlingen waren sterk op elkaar aangewezen op deze joodse school en dat gebeurde in goede sfeer. Ondanks de vele wisselingen bood de school een bepaalde vorm van zekerheid en structuur die op andere terreinen in die dagen ver te zoeken was. Toen de school in december 1942 moest verhuizen naar de Bezemstraat zei Teixeira de Mattos dat ook met zoveel woorden tijdens een lerarenvergadering: "De eerste en tweede klassen zijn tot kleine clubjes ineengeschrompeld. Het karakter van de school is hierdoor familiairder, gezelliger geworden", om daar meteen als streng opperhoofd aan toe te voegen: "De kleine clubjes brengen het gevaar mede dat ook de regelmaat enigszins verslapt. Men houdt vooral in het oog dat de kinderen hier niet alleen komen om kennis op te doen, maar ook om een voorbeeld te hebben voor het leven, dat voor hen regelmaat eist". De school als voorbeeld voor het leven. En dat in een tijd waarin de grote vijand die joodse levens ongedaan wilde maken. Dat is de kracht van de school en van Teixeira geweest: dat hij ondanks alle dreigingen, angsten en onzekerheid, keihard gewerkt heeft om de joodse kinderen letterlijk en figuurlijk bij de les te houden. Het gewone schoolleven ging door met regelmaat, proefwerken, nablijven en af en toe een ontspanningsmiddag. Binnen de dagelijkse ellende waren ze bezig met iets opbouwends, met kennis die bruikbaar zou zijn in het leven, in de toekomst, hoe ongewis die er ook uitzag in die dagen. Kennis als voorschot op toekomstig geluk. Kennis als hoop. Hoop als teken van leven. Hoewel wij de afloop van het verhaal kennen moet het tot het eind toe verteld worden. Het mocht niet zo zijn. Op 10 april werd door commissaris-generaal Rauter bekend gemaakt dat alle joden binnen twee weken
verdwenen moesten zijn uit de provincie Zuid-Holland. Dit betekende het einde van de toch al zo klein geworden school.
Vijf dagen later sloot de school haar deuren en vertrokken veel leerlingen en leraren, tesamen met hun gezin en andere
joodse Hagenaars, in totaal 624 man, met de laatste trein naar kamp Vught. Eind september 1943 zou Teixeira zich bij de Barnveldgroep voegen. Vlak daarna werd hij overgebracht
naar Westerbork. Het zou me niets verbazen als hij zich ook daar met onderwijs heeft beziggehouden. Uit: Socialiter Najaar 2005 |